Biografische sprookjes

header_de_zijderups_1024x180

In september 2014 begonnen we met een nieuw project in Archipel: Biografische Sprookjes. (De werktitel was Jonge sprookjes door oude mensen)
Hein gaat in totaal bij 28 ouderen op bezoek (14 in 2014/2015 en 14 in 2015/2016) steeds samen met drie leerlingen van basisschool De Omnibus, groep 7. Het gesprek gaat over het leven van de oudere. De kinderen tekenen de verhalen die ze horen.
Hein maakt van de levensverhalen een sprookje. De ouderen lezen hun eigen sprookje voor in de klas. Daarna maken de kinderen illustraties bij de sprookjes.

Het project maakt deel uit van een groot project, waarbij ook museumbezoeken en atelierbezoeken door ouderen op het programma staan, gesubsidieerd door Fonds Sluyterman Van Loo, het VSBFonds en Fonds RCOAK, onder de titel De Muren van Archipel

De tentoonstelling van de eerste 14 is momenteel te zien bij De Muren van Archipel (Poëziestraat 360). Hieronder een voorbeeld van een sprookje, Koning Ad, geschreven bij het leven van Ad Arts.

De sprookjes verschijnen ook in boekvorm. Zeven sprookjes per boek. De eerste twee boeken zijn verschenen. De boeken kosten € 15,- per stuk (excl. porto)

De ouderen lezen hun sprookjes ook voor in de klas. Echt een belevenis om de oude stemmen te horen vertellen in een muisstille klas.
Interesse voor een voordracht in de klas? Neem contact op met Hein Walter (heinwalter@tiscali.nl of 06 51924882)

bundel biografische sprookjes 1

bundel biografische sprookjes 2

ad arts 2 danilo harris venus

IMG_8236 IMG_8237 IMG_8238 IMG_8239opening biografische sprookjes bij de muren van archipel 25 juni 2015 (3)aopening biografische sprookjes bij de muren van archipel 25 juni 2015 (9)opening biografische sprookjes bij de muren van archipel 25 juni 2015 (24)

 

Biografische sprookjes
Jonge Sprookjes door Oude Mensen
Na de ontmoeting met Ad Arts
Door Hein Walter

 

Koning Ad

Er was eens een koning.
Zijn naam was Ad.
Je zou denken dat hij ook Koning genoemd werd,
zoals gebruikelijk bij koningen, Koning Ad,
en dat hij deftig aangesproken werd met Sire,
dat hij in een prachtig paleis woonde,
omringd door lakeien en bediendes,
dat hij een schitterende kroon droeg,
een van goud met fonkelende diamanten….
maar niets van dat alles.
Koning Ad was een gewone jongen.
Hij gedroeg zich helemaal niet als een koning.
In de verste verte niet.
Sterker nog, hij wist niet eens dat hij een koning was.
Het was zelfs nog vreemder: niemand wist dat Ad koning was. Niemand.

Kan dat? Kun je koning zijn zonder dat je het weet?
Zonder dat iemand het weet?
Ja, dat kan.
Als je koning bent, dan ben je koning, ook al weet je dat niet.
En Ad was koning!
Koning van een groot en vruchtbaar volk,
zonder dat hij ook maar het geringste vermoeden had dat hij dat was.

Hoe dat zo kon gebeuren?
Dat kwam door een weddenschap.

Twee grote tovenaars, een lichte en een donkere,
twee die allebei onnoemelijk veel kracht en kennis bezaten,
waren altijd bezig met elkaar af te troeven.
De een was optimistisch,
de ander keek altijd eerst naar het negatieve.
De lichte tovenaar, die oog had voor het goede in de wereld,
had in de sterren gezien dat er een grote en waardige koning geboren zou worden,
een rechtvaardige koning zoals die in oude tijden hadden geleefd.
Een met een statige baard, met diepliggende ogen en een integere blik.
Een die was begaan met al zijn onderdanen en voor iedereen het beste voor had.
De donkere tovenaar, die altijd uit ging van het slechte in de mens,
had geantwoord dat alle mensen handelden uit zelfbelang
en dat koningen daarop geen uitzondering zijn,
dat het bovendien geen kunst was om een goede koning te zijn
als je rijk bent, als je bent omringd door jaknikkers, buigers, hielenlikkers,
ja, dan was het leven makkelijk,
dan was het makkelijk om een rechtschapen koning te zijn.
De donkere tovenaar haalde zijn schouders op en lachte schamper.

De lichte tovenaar kon de verleiding niet weerstaan en zei dat hij het bewijzen kon.
De donkere tovenaar keek hem aan met een valse glimlach en stak zijn hand uit.
De lichte tovenaar kon niet meer terug.
Hij drukte de hand van de donkere tovenaar en nam de weddenschap aan.
Als zou blijken dat de koning toch niet zo’n goede inborst had als de lichte tovenaar had gezegd, dan won de donkere tovenaar.
Als zou blijken dat hij werkelijk koninklijk kon leven, ook onder zware omstandigheden,
dan won de lichte tovenaar.
De inzet was de eer – voor tovenaars het grootste bezit.
Voorwaarde bij de weddenschap was dat koning Ad geboren zou worden zonder koninkrijk.

En zo geschiedde.
Ad werd geboren als oudste zoon van zeven.
Niet in een paleis, maar in een rijtjeshuis in Oss.

Toen Ad een jaar of negen was, was het leiderschap
al duidelijk een van zijn meest in het oog springende eigenschappen.
Hij was ermee geboren.
Ad runde het hele huishouden.
Hij deed de boodschappen,
hij kookte, waste, hij maakte schoon en regelde alles.
Zijn moeder was ziekelijk en zwak en zijn vader was veel weg.
Als zijn vader wel thuis was, dan had hij niet het dominante overwicht
dat zijn negenjarige zoon wel had.
Hij had zich erbij neergelegd.
Ad was een leider, zo klein als hij was,
maar wel een leider van het beste soort,
een die dienstbaar was.

Je zou Ad kunnen beschouwen als een mannelijke Assepoester,
maar dan zonder dat er een goede fee tevoorschijn kwam
die voor hem een pompoen omtoverde tot koets.
Er was wel een tovenaar, een goede zelfs, maar die deed niets voor hem,
want anders verloor hij de weddenschap.
De tovenaar kon niets doen, behalve dan beproevingen voorbereiden,
opdat Ad onbewust kon bewijzen hoe koninklijk hij was.

Een van die beproevingen was de oorlog.
NSB jongens stonden Ad vaak op te wachten,
met stukken hout in hun handen,
klaar om hem een pak slaag te geven.
De donkere tovenaar stond dan verderop te kijken, achter een bosje,
benieuwd hoe Ad het eraf zou brengen, alleen, zonder bodyguards.
Een enkele keer liep Ad klappen op, maar meestal koos Ad de koninklijke omweg.
Een koning moet onder alle omstandigheden verstandig zijn!
En in dit geval was het verreweg het verstandigst om de confrontatie uit de weg te gaan.
Ad kwam dan wel veel later thuis en moest het aardappelen schillen wachten,
maar zijn ouders begrepen de situatie.

Er lagen ook werkelijk gruwelijke beproevingen in het verschiet,
oorlogsmisdaden die geen mens uit vrije wil zou willen meemaken,
maar die vlak voor de ogen van Ad werden uitgevoerd.
Een koning heeft ervaringen nodig op alle gebieden, dat is waar,
maar deze ervaringen had hij toch liever niet gehad.

De lichte tovenaar was trots op Ad, trots op de manier waarop hij
omging met de zware omstandigheden.
Hij keek met een glimlach naar de donkere tovenaar
en wist zeker dat hij de weddenschap zou winnen.
De donkere tovenaar gaf zich echter nog lang niet gewonnen.

De donkere tovenaar gaf hem een vrouw, voor geluk.
Hij gaf hem twee kinderen, voor nog meer geluk.
Hij gaf hem een fantastische baan, een hoog salaris, medailles,
niet uit aardigheid, maar in de verwachting
dat hij daardoor naast zijn schoenen zou gaan lopen,
dat hij de minder goed bedeelde mensen zou gaan mijden,
en misschien zelfs zou minachten.
IJdelheid en hoogmoed zijn lastige valkuilen.
Ad bleef echter gewoon zichzelf.
Gelukkig, begaan met anderen en altijd optimistisch en vriendelijk.

Maar er gebeurde wel iets anders, iets dat de donkere tovenaar niet had voorzien:
Ad liet namelijk zijn baard staan,
zodat hij door de arbeiders niet meer als de directeur werd gezien.
Hij liep voortaan niet meer met een glad geschoren tronie,
maar als een van de werknemers, als gelijke.
Niet boven de ander uitsteken, zo leefde hij, in vriendschap en als professional.

Een baard, lachte de lichte tovenaar.
Ware koningen hebben een baard.
Dit is het bewijs
!

Maar de donkere tovenaar gaf niet op, allerminst!
Kanker, dat zou zijn karakter wel breken.
Toen dat niet lukte zorgde de tovenaar voor een hersenbloeding.
Half verlamd, dan zou hij zijn ware aard zeker tonen.
Maar Ad was een vechter.
Hij leerde weer praten, hij leerde weer lopen en hij behield zijn oude, koninklijke karakter.

Toen had de donkere tovenaar nog een laatste beproeving in petto.
De liefde! Hij zou Ad raken in het hart.
De vrouw met wie hij zoveel jaar lief en trouw gedeeld had,
werd van hem weggenomen.
Niet door de lichamelijke dood raakte Ad haar kwijt,
maar de tovenaar nam beetje voor beetje haar geest weg:
ze moest de weg gaan van de dementie.

Ad voelde diep verdriet, dieper dan hij had kunnen vermoeden,
maar hij verloor geenszins zijn optimisme en zijn wil om te blijven leven.

Ad was als kind opgegroeid met een koninklijk karakter
en aan het eind van zijn leven, na al die beproevingen,
was daar geen enkel barstje in gekomen.
De donkere tovenaar moest zijn verlies erkennen.

Koning Ad was zich bewust van zijn leiderschap,
van zijn incasseringsvermogen, van zijn integriteit en trouw,
en hij wist ook dat die eigenschappen allemaal in kracht waren toegenomen
naarmate de beproevingen heftiger waren geworden.
Mensen kwamen naar hem toe als ze problemen hadden.
Mensen spraken hem aan als vriend, als metgezel, als geestverwant,
als een van hen, terwijl ze diep in hun hart wisten dat hij anders was,
rechtvaardiger en scherpzinniger dan zijzelf:
een grote koning in gewone kleren.